Aan de zuidkant van het Rosmolenplein, enigszins verscholen achter een woonhuis en een appartementencomplex, staat een raar achthoekig gebouw. Door de tralies van het hekwerk bij het naastgelegen huis is het toch wel goed te zien. Keurig wit geschilderd en met hier en daar een rood-wit geschilderd luik, doet het geheel denken aan een Griekse sferen. Als de zon schijnt tenminste.
Het is de onderbouw van de voormalige Veldhovense molen. De molen heeft verschillende bijnamen gekend, zoals ‘De Zwarte Ruiter’ of ‘Teurlings Molen’. Ooit stond er een houten windmolen boven op deze onderbouw. En dáár weer voor stond er een volledig houten windmolen. Samen met de Korvelse molen (die al in 1310 genoemd wordt) was dit een van de oudste Tilburgse windmolens.
We gaan terug naar het jaar 1338!
Want in dat jaar wordt de Veldhovense molen, waarmee ook een roskorenmolen en een molenhuis werd bedoeld, voor het eerst genoemd. Toch is het vermoeden dat zowel de Korvelse als de Veldhovense molen al in 1280 bestonden en kort na elkaar zijn gesticht.
Vanaf de 13e eeuw is er voor het eerst sprake van windmolens in Nederland, voor zover in geschreven bronnen achterhaald kan worden. Om een windmolen op te mogen richten moest je beschikken over het ‘recht van wind’, dat door de hertogen van Brabant als heerlijk recht werd uitgegeven. Dit recht was voornamelijk voorbehouden aan de vazallen en heren van de hertog, met het doel om hun heerlijkheid te versterken. Het verkrijgen van het recht van wind werd bevestigd door middel van een ‘windbrief’.
Deze windmolen aan het Rosmolenplein was een open standerdmolen, waarvan het molenkot met lijnolieverf in de kleur groen geschilderd was. De vier hoeken waren geschilderd in de kleur geel. Deze kleuren waren overigens geen vrije keus van de molenaar: de heren van Tilburg schreven de kleur voor.
Vermoedelijk eindigde de borstnaald (de verticale balk in het midden) in een bolvorm. Het stormeind was bekleed met schaliën (van eikenhout gekliefde plankjes) die een goede bescherming boden tegen inwatering.
Eigenaar van de molen was aanvankelijk de riddermatige familie Back. Daarna kwam de molen door huwelijk en/of vererving in handen van de riddermatige families Van Brecht en Van Brederode. De eigendom was lang niet altijd in handen van één persoon. Regelmatig werd een helft of een kwart verkocht, waardoor het lang niet altijd duidelijk was wie er nu precies eigenaar was.
Na de laatste heer van Tilburg, Diederik van Hogendorp van Hofwegen, kwam de molen achtereenvolgens in handen van Maria van Gorp (weduwe van Francis Teurlings), Arnoldus Teurlings en als laatste Johannes Baptist Holten, die in 1885 uitsluitend de oude standerdmolen kocht... en sloopte.
Jan Holten bouwde in 1889 op dezelfde plaats een nieuwe houten achtkante korenmolen op een stenen voet. De gaanderij lag op 9 meter hoogte en daar kwam nog eens 12 meter molen bovenop.
Het houten gedeelte werd in Amsterdam gekocht en was afkomstig van een serie houtzaagmolens uit 1638. De molen kreeg de naam ‘De Ruiter’, naar een van de Amsterdamse molens. En doordat hij (als bescherming tegen water en wind) werd bedekt met zwart asfaltpapier, werd hij ook wel ‘De Zwarte Ruiter’ genoemd.
Holten had moeite om het hoofd boven water te houden en verkocht de molen al in 1896 weer aan Josephus Hoofs. Deze verkocht een deel van de grond in 1907 aan Antonius Hovers, die er zijn naastgelegen constructiebedrijf mee uitbreidde. Tot 1922 bleef Jan Holten de molen bemalen. Veel geluk heeft hij niet gehad want in 1898 overkwam hem een zwaar ongeluk (hij viel bij het werk aan de molen van grote hoogte naar beneden) waarvan hij nooit meer goed herstelde. Hij overleed in 1928.
De molen en de resterende grond kwam na het overlijden van Jos Hoofs in handen van het echtpaar Jos van de Schoot – Hoofs. Deze besloot de molen in 1925 openbaar te verkopen nadat omwonenden, wegens gevaar voor de omgeving, verzochten om de molen af te breken.
Het was Franciscus (Frans) van de Put, slager in de Molenstraat, die eigenaar werd van zowel de molen als het bij behorende café, dat door Arnoldus Teurlings was gebouwd.
In 1927 liet hij de wieken verwijderen en kort daarna verdween ook de bovenbouw.
Dat het de molen niet altijd voor de wind is gegaan lees je hier.
==========================================================================
Bronvermelding:
Molens, maalderijen en meelfabrieken in Tilburg - Ad Vorselaars en Jan Scheirs